Sommige medicijnen kunnen de productie van speeksel veranderen, waardoor een droge mond ontstaat en het voorkomen van gaatjes, stomatitis of glossitis toeneemt, zoals het geval is met tricyclische antidepressiva die een metaalachtige of bittere smaak veroorzaken.
Andere geneesmiddelen kunnen na inname worden uitgescheiden in speeksel, wat een bittere smaak veroorzaakt, zoals het geval is met antibiotica zoals claritromycine en tetracycline, wat kan leiden tot overmatige groei van schimmels die bijvoorbeeld candidiasis veroorzaken.
Cisplatine of methotexaan zijn voorbeelden van geneesmiddelen die stomatitis, glossitis en oesofagitis veroorzaken, waarvan wordt verwacht dat ze deze antineoplastische middelen kunnen veroorzaken.
Deze effecten zijn normale gevolgen van de consumptie van de betreffende medicijnen en ze gaan over het algemeen over zodra hun inname is opgeschort.